Geloofde Jezus in reïncarnatie?

Op een dag was Jezus met zijn leerlingen onderweg. In het voorbijgaan zagen zij een blinde man zitten. Iedereen wist dat hij vanaf zijn geboorte al blind was. Toen vroegen de leerlingen aan Jezus:

“Rabbi (= guru), waarom is die man blind geboren? Om zijn eigen zonden of om de zonden van zijn ouders?”[1]

Waar dachten de leerlingen van Jezus aan? Sommigen zeggen: de vraag laat zien, dat zij dachten aan het bestaan in een vorig leven. Door de slechte daden in een vorig leven is er slecht karma opgebouwd. Dat slechte karma heeft ervoor gezorgd, dat hij nu als blinde is geboren.

Onwaarschijnlijk

Dat is echter niet waarschijnlijk. Als in die tijd iedereen zou geloven in vorige levens op aarde en in karma, dan hoefden zij deze vraag niet te stellen. Dat was het voor iedereen duidelijk, dat deze blinde de oorzaak van zijn handicap in het vorige leven kon zoeken. Je kunt het beter omdraaien. Omdat de Joden in de tijd van Jezus de gedachte van reïncarnatie niet kenden, daarom stellen zij zo’n vraag. Hoe kun je zo’n handicap verklaren?

Maar als zij in die tijd wèl zouden geloven in karma, kan klopt de vraag nog niet. Want zij denken aan twee mogelijkheden: óf de zonden van de man zelf, óf de zonden van de ouders. Als je gelooft in het bestaan van vele levens, dan gaat dat om de ziel. De ziel neemt een lichaam aan. In dat lichaam, als mens, leeft hij. Na zijn dood komt de ziel weer vrij van het lichaam, maar hij zit wel vast aan de wet van het karma. Dat is de reden voor een nieuwe geboorte in het menselijk lichaam. Dat gaat over je persoonlijke karma. Hoe kunnen de slechte daden van ouders tot gevolg hebben dat iemand blind geboren wordt? Is karma dan wel rechtvaardig?

Onbekend

Onderzoek heeft vastgesteld, dat de Joden in de tijd van Jezus de gedachte van karma en reïncarnatie niet kenden.[2] In de 9e eeuw na Chr. ontstaat er een Joodse mystieke stroming die Kabbala genoemd wordt. Sindsdien is voor sommige Joden deze gedachte een overtuiging geworden. In de tijd van Jezus geloofden de Joden in de opstanding van de doden en het eeuwige leven. Dat wil zeggen, dat volgens hen de ziel blijft voortbestaan en op een bepaald moment met het lichaam verenigd zal worden. Maar niet meer op de aarde zoals die nu is. Dat gebeurt dan ook niet vele malen. Die nieuwe eenheid van de ziel met het lichaam, dat uit de dood opstaat, ontstaat bij het begin van de eeuwige wereldvrede.

Voor de geboorte

Wat bedoelen de leerlingen van Jezus dan met hun vraag? Zij denken aan twee mogelijkheden: 1. de zonden van de man zelf. Dan bedoelen zij dat deze persoon voor zijn geboorte, bij zijn moeder, iets verkeerds heeft gedaan. Kinderen leven negen maanden voor hun geboorte bij hun moeder. Er staat in de Bijbel een verhaal over de profeet Johannes, zoon van de priester Zacharias. Toen zijn moeder Elisabeth zwanger was van hem, kwam Maria de moeder van Jezus bij haar op bezoek. Toen bij het geluid van de stem van Maria sprong de baby op in de schoot van zijn moeder.[3] De leerlingen zouden kunnen denken aan een zonde van een baby voor de geboorte.

Ouders

Hun tweede optie is: de zonden van de ouders. In de wet staat geschreven dat God straft wie zich tegen Hem verzet:

“Wie zich tegen Mij verzet, zal Ik straffen, hem en ook zijn nakomelingen, tot in de derde en vierde generatie.”[4]

Toen Jezus’ leerlingen de blinde bedelaar zagen, dachten zij, dat misschien de ouders van deze man Gods geboden hadden overtreden en dat Gods straf zichtbaar werd bij de geboorte van hun zoon, die blind was.

Er is dus geen reden om aan te nemen, dat karma en reïncarnatie de achtergrond vormen van dit verhaal. De Joodse achtergrond kan de vraag ook goed verklaren. Het antwoord van Jezus op deze vraag wijst ook niet naar de gedachte van terugkeer. Jezus antwoordde:

“Zijn blindheid heeft niets te maken met zijn zonden of die van zijn ouders. Hij is blind omdat men aan hem Gods daden moet kunnen zien.”

Stel dat het waar zou zijn, dat de Joden in de tijd van Jezus zouden geloven in karma, dan wijst Jezus dat met zijn antwoord af. Jezus maakt duidelijk, dat deze man blind is geboren omdat God iets bijzonders wilde laten zien. Jezus Christus, Gods Zoon op aarde, zal hem gaan genezen. Dat is een teken. Dat wil zeggen: daarmee wil Jezus iets laten zien van het doel van zijn leven op aarde. Zoals Hij licht gaat brengen in de ogen (en zo in het hele bestaan) van deze blindgeborene, zo is hij het Licht voor de wereld. Dat zegt Jezus even later in eigen woorden:

“Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht voor de wereld.”[5]

Door de genezing van de blinde bedelaar komt de aandacht op Jezus Christus. Hij laat Gods grote daden zien, want Hij is God op aarde. Deze geschiedenis biedt geen bewijs dat in de Bijbel het geloof in karma en reïncarnatie voorkomt.


[1] Lees Johannes 9 vers 1-3

[2] Zie bijvoorbeeld dr.R.Kranenborg, Reïncarnatie en christelijk geloof, Kampen 1989, p.28 en 97

[3] Zie Lukas 1 vers 41

[4] Lees Exodus 20 vers 5

[5] Johannes 9 vers 5